Keurmerken en certificeringen
Zie jij soms door de bomen ook het bos niet meer? Er zijn heel veel duurzaamheidsclaims waarvan je maar moet hopen dat ze deugen en ook heel veel keurmerken. De laatste zijn een belangrijk hulpmiddel bij het maken van duurzame keuzes. Tenminste, als ze door een onafhankelijke partij worden ontwikkeld en gecontroleerd.
We zetten er hier een aantal belangrijke voor je op een rijtje.
GOTS kennen we veel voor katoen, maar kan dus bijvoorbeeld ook voor wol gelden.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Global Organic Textile Standard stelt milieueisen aan alle fasen van de textielketen: van de teelt van (natuurlijke) vezels tot aan de verwerking en de naaiateliers. Eisen aan arbeidsomstandigheden gelden alleen voor de fabrieken en de naaiateliers. Er zijn ook eisen op dierenwelzijn.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen:
Alle ketenpartners moeten een milieubeleid hebben, met doelstellingen en maatregelen om afvalstromen te minimaliseren.
Daarnaast stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: Tenminste 70 procent (te herkennen aan de tekst Made with organic) of minstens 95 procent (te herkennen aan de tekst Organic) van het kledingstuk moet uit biologisch geproduceerde materialen bestaan. Er zijn geen eisen op teelt in waterschaarste gebieden. Wel moet er een waterbeheerplan zijn. Voor de productie van de grondstoffen geldt dat er geen genetisch gemodificeerde organismen mogen worden gebruikt.
van vezel naar doek en van doek naar kleding: Al het afvalwater uit natte processen (bleken, verven etc.) moet gezuiverd worden. Alle gebruikte chemische middelen (bijvoorbeeld kleurstoffen) moeten aan basisregels voor giftigheid en biologische afbreekbaarheid voldoen. Gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld giftige zware metalen, formaldehyde en bepaalde oplosmiddelen) mogen niet gebruikt worden. Ook moet worden gelet op efficiënt gebruik van water en energie.
Daarnaast geldt dat verpakkingsmateriaal geen PVC mag bevatten, papier en karton gerecycled moet zijn of gemaakt moet zijn van materiaal met FSC/PEFC-keurmerk.
Op het gebied van dierenwelzijn stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: Dierlijke vezels moeten overwegend biologisch geteeld worden. Bij de productie van zijde zijn geen aanvullende eisen voor het welzijn van de zijderupsen.
Op het gebied van mens en werk stelt het keurmerk in de fases van vezel naar doek en van doek naar kleding de volgende eisen:
Er mag geen sprake zijn van discriminatie, dwang- en kinderarbeid. Er moet sprake zijn van gezonde en veilige werkomstandigheden, acceptabele werktijden en vakbondsvrijheid. Er zijn geen eisen over bijdrages aan de lokale gemeenschap, vaste handelsrelaties of scholing voor werknemers.
Hoe is de controle geregeld?
De controle wordt uitgevoerd door een onafhankelijke, geaccrediteerde partij.
GOTS is de wereldwijd toonaangevende textielverwerkingsnorm voor biologische vezels, met inbegrip van ecologische en sociale criteria, ondersteund door een onafhankelijke certificering van de gehele textiel bevoorradingsketen. Het GOTS-kwaliteitsborgingssysteem is gebaseerd op inspectie en certificering ter plaatse van de gehele toeleveringsketen van textiel (verwerking en handel). De marktdeelnemers, van de behandeling na de oogst tot de confectie, alsmede de groothandelaren (met inbegrip van exporteurs en importeurs), moeten ter plaatse een jaarlijkse inspectie cyclus doorlopen en moeten in het bezit zijn van een geldige certificering om de eindproducten als GOTS-gecertificeerd te mogen etiketteren.
De GOTS-standaard is eigenlijk niets anders dan een eisenpakket waaraan producenten moeten voldoen als ze hun product willen certificeren. Dat eisenpakket is redelijk uitgebreid. De huidige versie van de standaard, waarin alle voorwaarden en alles wat mag en niet mag worden opgesomd, is een document van 37 kantjes A4.
Alleen al uit die omvang blijkt dat er veel te regelen is en dat de certificering van kleding een omslachtig proces is. Dat komt omdat de productieketen van kleding lang en ingewikkeld is. Voordat een ruwe vezel (zoals katoen of wol) tot een kledingstuk is verwerkt gaat deze langs allerlei gespecialiseerde bedrijven. Voor bijvoorbeeld wol zou dat eerst een wasserij kunnen zijn, vervolgens een spinnerij, dan een twijnderij, een weverij, een ververij en tenslotte een confectiebedrijf. Voor alle verschillende stappen die een artikel doorloopt, zijn in GOTS eisen opgesteld. Daarbij gaat het vooral over schone en milieuvriendelijke productie die in overeenstemming is met het idee van 'biologisch' en het verbieden van productiemethodes en middelen die dat niet zijn.
De basis van de standaard is dat de vezels afkomstig moeten zijn uit biologische landbouw. Alles begint met het materiaal waarvan een kledingstuk of textiel is gemaakt. Als een artikel ‘GOTS Organic’ is gelabeld, bestaat het voor minstens 95 procent uit vezels uit biologische landbouw of biologische veeteelt. Daarbij worden geen chemische of kunstmatige gewasbeschermers (insecticiden, onkruidverdelgers) en kunstmest gebruikt en is genetische manipulatie verboden.
Bij sommige artikelen staat onder het GOTS logo de term ‘Made with Organic’. In dat geval is minstens 70 procent van de gebruikte vezels afkomstig uit biologische landbouw of biologische veeteelt. De overige 30 procent mag bestaan uit conventioneel verbouwde maar gentechvrije natuurlijke vezels, als linnen en hennep of zijde.
Bijvoorbeeld een broek van 70% biologische katoen en 30% ‘conventioneel’ linnen krijgt dan een GOTS “Made with Organic” certificering.
Conventionele katoen en angorawol worden buiten deze regeling gehouden: die moeten altijd biologisch zijn. Een broek van 70% ‘gewone’ katoen en 30% biologisch linnen komt dus niet in aanmerking voor een certificering.
Voor bepaalde productgroepen accepteert de GOTS standaard een klein percentage synthetische vezels. Dit betreft onder meer ondergoed, waarin tot 8% elastaan mag worden verwerkt. Feitelijk is dat een tegemoetkoming aan de consument, die graag aansluitende onderkleding met een beetje stretch wil.
Katoen die op deze manier wordt verbouwd, helpt bij aan een gezondere bodem die mogelijk meer koolstof uit de atmosfeer kan halen dan conventionele methoden. Om dit te doen, gebruiken boeren een reeks methoden die al millennia bestaan:
Organisch - biologische landbouw betekent geen synthetische pesticiden, kunstmest, genetisch gemodificeerde organismen, antibiotica of groeihormonen.
Bodembedekkers - boeren verbouwen bodembedekkers naast hun marktgewas om de organische stof in de bodem te helpen verhogen, koolstof in de bodem vast te leggen en erosie te verminderen.
Compost - boeren gebruiken afval van de boerderij en zetten het om in compost, dat fungeert als een natuurlijke meststof en bestrijdingsmiddel voor de bodem.
Vruchtwisseling - een systematische aanpak waarbij gewasvariëteiten van het ene jaar op het andere worden geroteerd.
Mengteelt - het dicht bij elkaar planten van meerdere soorten gewassen kan grotere opbrengsten opleveren en de bodemgezondheid in de loop van de tijd verbeteren.
Weinig tot geen grondbewerking - grondbewerking is een gangbare praktijk waarbij grond wordt gegraven en omgewoeld. Door de behoefte aan deze praktijk te verminderen, kan de bodem meer water en organisch materiaal vasthouden en mogelijk meer koolstof opslaan.
Van oorsprong is Ecocert gespecialiseerd in biologische landbouwproducten en voedingsmiddelen. Daarnaast wordt et label gebruikt voor wasmiddelen en verzorgingsproducten.
Als pioniers in de certificering van biologisch textiel promoten zij ook al bijna 20 jaar het gebruik van grondstoffen van plantaardige oorsprong voor de textielindustrie. Voor textiel betekent het ECOCERT-label dat de stof ofwel GOTS (Global Organic Textile Standard), OCS (Organic Content Standard), en/of Ecological & Recycled (Ecocert) Standard gecertificeerd is.
(zoals H&M, Adidas en Ikea). Het richt zich op het verduurzamen van de katoenteelt.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Het keurmerk stelt alleen eisen aan de teelt voor vezelproductie, in dit geval van katoen.
BCI schrijft geen specifieke methodes of technologieën voor, maar laat boeren/plantages zelf kiezen welke manier van duurzaam telen het beste bij hen past. De focus ligt op continue verbetering. Daarbij maakt ze onderscheid tussen kleine boeren en middelgrote & grote plantages. Een belangrijk verschil met biologisch katoen is dat BCI het gebruik van genetisch gemanipuleerde zaden (GMO) en bestrijdingsmiddelen toestaat.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen aan grondstof- en vezelproductie:
minimaal gebruik van bestrijdingsmiddelen, efficiënt watergebruik (maar geen verbod op teelt in waterschaarste regio’s), aandacht voor bodemgezondheid en bescherming van natuurlijke leefomgeving.
Op het gebied van mens en werk stelt het keurmerk de volgende eisen aan grondstof- en vezelproductie:
geen kinder- en dwangarbeid, werknemers hebben het recht om in een vakbond te verenigen, acceptabele werktijden, minimumloon (maar geen leefbaar loon) en gezonde en veilige werkomstandigheden.
BCI stelt geen eisen aan energiegebruik of het beheersen van afvalstoffen en chemicaliën.
Hoe is de controle geregeld?
BCI is ‘full member’ van de internationale vereniging voor duurzaamheidsstandaarden ISEAL. Leden van deze vereniging adviseren en controleren elkaar bij het opstellen van eisen, controleren van effecten en verbeteren van de standaard.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Het keurmerk stelt alleen eisen aan de teelt voor grondstof- en vezelproductie. Het stelt geen eisen aan mens en werk.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen aan grondstof- en vezelproductie:
Textiel met het Organic 100 Content Standard moet volledig uit biologische materialen bestaan. Dat kan katoen, hennep, linnen, wol of een andere natuurlijke vezel zijn. De eisen voor biologische natuurvezelteelt zijn vastgelegd in Europese regels: er is een verbod op kunstmest en synthetische bestrijdingsmiddelen. Gebruik van GMO’s is niet toegestaan. Er moet een waterbeheerplan zijn, maar er is geen verbod op teelt van katoen in waterschaarste gebieden.
Op het gebied van dierenwelzijn stelt het keurmerk de volgende eisen aan grondstof- en vezelproductie:
wol moet afkomstig zijn van biologische veehouderijen.
Hoe is de controle geregeld?
Organic 100 Content Standard wordt onafhankelijk gecontroleerd door een geaccrediteerde partij.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Het keurmerk stelt alleen eisen vanaf de verwerking van de grondstof tot kleding. Voor het telen van de grondstof is een apart keurmerk, Fairtrade Cotton Standard.
De kleding dient vervaardigd te zijn uit Fairtrade katoen. Bij gemengd textiel geldt dat het minimaal 50% (Fairtrade) katoen moet bevatten en dat de overige vezels biologisch gecertificeerd moeten zijn.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk in de fasen van vezel naar doek en van doek naar kleding de volgende eisen:
Geen gebruik van gevaarlijke stoffen, geen productieprocessen met gevaar voor milieu en gezondheid, regels met betrekking tot afval(water). Energiegebruik wordt gemonitord. Ook moet er sprake zijn van een milieubeleid, wat ook betekent dat er een milieucoördinator aangesteld dient te worden en werknemers bewust moeten worden gemaakt van milieueffecten.
Op het gebied van mens en werk stelt het keurmerk van vezel naar doek en van doek naar kleding de volgende eisen:
Geen kinder- en dwangarbeid en discriminatie. Personeel moet een leefbaar loon krijgen, acceptabele werktijden hebben en hebben recht op vakbondsvrijheid. Het personeel moet trainingen in arbeidsrechten krijgen en jonge werknemers moeten opgeleid worden. Er moet sprake zijn van een gezonde en veilige werkomgeving.
Hoe is de controle geregeld?
Controle wordt uitgevoerd door onafhankelijke, geaccrediteerde partijen.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Fairtrade Cotton stelt alleen eisen aan de teelt voor vezelproductie, in dit geval van katoen.
Het keurmerk Faitrade Cotton richt zich op boeren en plantagewerknemers, met het doel om de handel eerlijker te maken en hun positie in de keten te versterken.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: Biologische boeren wordt gestimuleerd en gebruik van genetisch gemodificeerd katoen is niet toegestaan. Er geldt een verbod op bepaalde gevaarlijke bestrijdingsmiddelen, eisen voor afval- en waterbeheer (geen verbod op teelt in gebieden met waterschaarste), en aantoonbaar zo min mogelijk gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Boeren moeten zich ook houden aan (internationale) regelgeving op het gebied van milieubescherming. Dit is niet in alle landen vanzelfsprekend.
Op het gebied van mens en werk stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: Boeren en plantagewerknemers zijn verplicht zich te verenigen in coöperaties of werknemerscomités. Kopers moeten voor de katoen een gegarandeerde minimumprijs en een ontwikkelingspremie betalen. De premie wordt door de coöperaties zelf ingezet voor verbetering in het bedrijf en de gemeenschap. Verder geldt een verbod op kinder- en dwangarbeid en discriminatie, en zijn er eisen voor een gezonde en veilige werkomgeving.
Hoe is de controle geregeld?
Controle wordt uitgevoerd door onafhankelijke, geaccrediteerde partijen.
Om deze certificering te verkrijgen en te behouden, moeten bedrijven een minimumscore behalen op het gebied van sociale- en milieuprestaties. Daarnaast moeten ze verbintenissen van B Corp aan belanghebbenden integreren in bedrijfsdocumentatie, waaronder hun statuten, en een jaarlijkse vergoeding betalen op basis van jaarlijkse omzetcijfers. Bedrijven moeten zich iedere drie jaar opnieuw certificeren om de status van B Corporation te behouden. Met een B Corp-certificering laat je als bedrijf zien dat je hoge standaarden hebt op het gebied van duurzaamheid, ethiek en transparantie. B Corp-certificering krijg je alleen wanneer je in elk onderdeel van het bedrijf goed scoort op vijf kernpunten: duurzaamheid, arbeidsrechten, transparantie, klanten en de gemeenschap.
de vakbeweging (FNV en CNV) en maatschappelijke organisaties (Schone Kleren Campagne, het Zwitserse Brot für alle).
Welke eisen worden er gesteld?
In de gedragscode staan acht internationaal erkende arbeidsnormen. Deze moeten door de leden van de FWF stap voor stap worden ingevoerd in de fabrieken. Het gaat dan alleen om de productiefases van de kleding, niet op de teelt van de grondstoffen.
De FWF begeleidt kledingbedrijven in dit proces. Daarbij betrekt de FWF ook de lokale partijen achter de kledingproductie. In voortgangsrapporten wordt per criterium aangegeven hoe het kledingmerk er op scoort.
Op het gebied van mens en werk wordt gekeken naar de volgende aspecten in de fases van vezel naar doek en van doek naar kleding:
Geen dwang- en kinderarbeid. Geen discriminatie op de werkvloer. Arbeiders moeten zich kunnen verenigen in een vakbond, contracten krijgen, redelijke werktijden hebben en een leefbaar inkomen krijgen. Verder zijn er criteria met betrekking tot de veiligheid op de werkvloer.
Hoe is de controle geregeld?
Fair Wear Foundation leidt lokale controleurs op. Kledingmerken mogen het FWF label alleen voeren als minstens 90% van hun toeleveranciers onder controle staat van de FWF.
Welke eisen stelt het keurmerk?
De milieueisen van het EU Ecolabel hebben betrekking op de hele textielketen: van de teelt van (natuurlijke) vezels tot aan de verwerking en de naaiateliers. In de laatste fase worden ook eisen aan arbeidsomstandigheden gesteld.
Het Ecolabel stelt niet alleen eisen aan de productie, maar ook aan het eindproduct. Zo mag kleding niet snel slijten bij gebruik, wassen en drogen. Een langere levensduur zorgt voor een lagere milieu-impact.
Er worden geen eisen gesteld wat betreft dierenwelzijn bij de productie van wol en zijde.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen aan
de grondstof- en vezelproductie:
Het keurmerk stimuleert het gebruik van gerecyclede vezels en katoen afkomstig uit biologische landbouw. Er mogen geen GMO’s worden gebruikt. beperkt gebruik van bestrijdingsmiddelen en efficiënt gebruik van energie. Er worden geen eisen gesteld aan watergebruik.
van vezel naar doek: eisen op het gebied van energiegebruik en schadelijke stoffen. Uitstoot naar lucht en water moet worden beperkt.
van doek naar kleding: eisen op het gebied van energiegebruik en schadelijke stoffen. Uitstoot naar lucht en water moet worden beperkt.
Op het gebied van mens en werk stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
van doek naar kleding: Er mag geen sprake zijn van kinder- en dwangarbeid. Daarnaast moeten arbeiders zich kunnen verenigen in een vakbond, acceptabele werktijden hebben en moeten ze kunnen werken in veilige werkomstandigheden. Hoewel er richtlijnen zijn voor een minimumloon, stelt het label geen eisen over een leefbaar loon, eerlijke prijs voor de producten of een langdurige handelsrelatie.
Hoe is de controle geregeld?
Er vindt onafhankelijke controle plaats door een geaccrediteerde partij.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Het keurmerk stelt milieueisen in alle fases van de productie van de schoenen.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: er mogen alleen ongelooide huiden en vellen van dieren die worden gehouden voor de melk- of vleesproductie worden gebruikt toegestaan. Katoen moet voor minimaal 10% biologisch geproduceerd worden. Gebruik van gerecycled katoen wordt gestimuleerd. Bij gebruik van houtvezels (voor viscoses) moet minimaal 25% uit duurzaam beheerd bos komen. Gebruikt hout en kurk moet over een FSC of PEFC-keurmerk beschikken (of een vergelijkbaar keurmerk).
van vezel naar doek: water- en luchtvervuiling tijdens productie moet beperkt worden. Bij het leerlooien is er een beperking op het watergebruik. Het gebruik van stoffen die zeer schadelijk zijn voor het milieu en voor de menselijke gezondheid is verboden.
van doek naar kleding: in het eindproduct mogen geen residuen zitten van zware metalen en/of formaldehyde en geen elektronische componenten. Schoenen moeten verpakt worden in gerecycled materiaal.
Hoe is de controle geregeld?
Hoewel de Europese Unie eigenaar is, beheert Stichting Milieukeur het EU-Ecolabel in Nederland. Er vindt onafhankelijke controle plaats door een geaccrediteerde partij.
Daarmee bedoelt PETA in de verklaring: “geen van dieren afgeleide producten, inclusief maar niet gelimiteerd aan bont, leer, zijde, dons of wol.”1 Het logo wordt dus in goed vertrouwen gebruikt. De producten waarvoor dit logo gebruikt mag worden zijn kleding, accessoires, sport- en woonartikelen. Het mag niet gebruikt worden voor cosmetica en huishoudelijke producten zoals reinigingsmiddelen en levensmiddelen.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Het keurmerk stelt eisen op het gebied van milieu eisen aan de fases van grondstofproductie en de verwerking van de grondstoffen. Op het gebied van dierenwelzijn zijn er alleen eisen voor de grondstofproductie. De eisen voor mens en werk gelden voor alle productiefases.
Op het gebied van milieu stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: De huiden moeten van vleesvee afkomstig zijn en mogen niet van wilde, beschermde of voor leer gefokte dieren komen.
van vezel naar doek: Bij het conserveren (zouten) van de huiden mogen geen chemicaliën worden gebruikt. De gebruikte zouten moeten natuurlijk en biologisch afbreekbaar zijn. Het looien moet worden gedaan met plantaardige stoffen, chroom en minerale looistoffen zijn verboden. Verfstoffen zijn bij voorkeur plantaardig. Ze moeten in ieder geval voldoen aan de Europese standaard en vrij zijn van zware metalen en halogeenverbindingen die slecht afbreken in het milieu. Het gebruik van coatings en oplosmiddelen bij het nalooien is verboden.
Op het gebied van dierenwelzijn stelt het keurmerk de volgende eisen aan:
grondstof- en vezelproductie: Er zijn adviezen voor transportafstanden (maximaal 400 kilometer), maar dit zijn geen harde eisen. Er zijn geen eisen aan de behandeling tot aan de slacht of de slacht zelf, buiten de nationale wetgeving.
Op het gebied van mens en werk stelt het keurmerk de volgende eisen aan alle fases van productie:
Er mag geen sprake zijn van dwang- en kinderarbeid. Arbeiders hebben het recht om een vakbond op te richten. Er zijn eisen met betrekking tot de werktijden, minimumloon en een gezonde en veilige werkomgeving. Er zijn geen eisen voor een leefbaar loon of een eerlijke prijs.
Hoe is de controle geregeld?
Er is een onafhankelijke controle door een geaccrediteerde partij.
Dit percentage moet, per materiaalsoort, op het etiket vermeld worden. Global Recycled Standard is oorspronkelijk opgezet voor de textielindustrie, maar het keurmerk komt op allerlei producten voor, zoals bijvoorbeeld tuinschuttingen.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Tijdens het productieproces moeten het energie- en watergebruik, de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en de hoeveelheid afval gedocumenteerd worden. Er zijn geen specifieke doelstellingen genoemd, maar de fabrikant moet betekenisvolle doelen stellen om dit alles te verminderen, en deze doelen ook behalen. Elk jaar moet bekeken worden hoe het gaat.
Er mogen geen voor mensen en milieu schadelijke stoffen worden gebruikt in het productieproces (ze kunnen wel in het eindproduct zitten, omdat ze al in het gerecyclede materiaal zaten).
Alle partijen in de productieketen moeten gecertificeerd worden; van het recyclingbedrijf tot de laatste partij die een product aan de winkel verkoopt: zo weet je zeker dat er echt gerecycled materiaal in het product zit.
Er zijn ook sociale eisen, zoals een verbod op kinder- en dwangarbeid en discriminatie, en het garanderen van vakbondsvrijheid en een veilige werkomgeving. Lonen voor alle werknemers moeten ten minste het nationale minimumloon of sectorafspraken volgen. De lonen voor gangbare werktijden moeten genoeg zijn voor basisbehoeften en een beetje extra inkomen voor werknemers en hun familie.
Hoe is de controle geregeld?
Controle wordt uitgevoerd door onafhankelijke, geaccrediteerde certificerende partijen.
Welke eisen stelt het keurmerk?
Het keurmerk stelt eisen aan de fase waarin de grondstoffen worden geproduceerd, door een aandeel gerecycled ingangsmateriaal te eisen. RCS100 stelt als eis dat textiel voor minimaal 95% uit gerecycled materiaal bestaat. Bij de RCS blended-variant ligt dit percentage tussen de 5 – 95%.
Er zijn geen milieueisen aan het recyclingproces zelf.
Er zijn geen eisen op het gebied van arbeid.
Hoe is de controle geregeld?
Het keurmerk wordt onafhankelijk gecontroleerd.
Lidmaatschap van de groep wordt alleen verleend als een leerverwerkende fabriek onder een periodiek uitgereikt auditcertificaat valt. De LWG-audit beoordeelt de leerroductie in absolute termen, bijvoorbeeld de energie die nodig is om een vierkante meter leer te produceren of het aandeel hergebruikt afval.
Het LWG-auditprotocol wordt gebruikt om de milieuprestaties van leerfabrikanten te beoordelen. Goed milieupraktijken worden beloon met score van 85% (goud), 75% (zilver) en 65% (brons). De leverancier moet het minimum scoren op elk van de onderdelen van het protocol. Een score zonder medaille (zwart) geeft aan dat de leverancier is gecontroleerd maar niet volledig voldeed aan de vereisten van elke sectie.
Bron: oa De Keurmerkenwjzer